camoufleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·mou·fleert

Werkwoord

vervoeging van
camoufleren

camoufleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van camoufleren
    • Jij camoufleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van camoufleren
    • Hij camoufleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van camoufleren
    • Camoufleert!