buurtpreventiewerker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- buurt·pre·ven·tie·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buurtpreventie en werker [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buurtpreventiewerker | buurtpreventiewerkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de buurtpreventiewerker m
- (beroep) iemand die bemiddelt in conflicten tussen buren
Gangbaarheid
- Het woord 'buurtpreventiewerker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.