buurtfeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtfeest buurtfeesten
verkleinwoord buurtfeestje buurtfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het buurtfeesto

  1. feest voor buurtgenoten
     Hij organiseerde buurtfeesten, etentjes, bingo-avonden en wedstrijden. Marnix is inmiddels een bekende verschijning in de Javastraat. Overal waar hij loopt wordt hij aangesproken en maakt hij een praatje. Zijn zelfverkozen gevangenschap van een jaar in zijn straat sluit hij dan ook af met een groot buurtfeest. Eerst wordt er gegeten en neemt iedereen iets mee en daarna is er nog een feest.[1]
     Hij heeft inmiddels een telefoontje gehad van de Postcode Loterij. Naast het bosje bloemen, mag hij ook een kijkje achter de schermen nemen bij het buurtfeest dat de Postcode Loterij voor de winnaars in Sittard organiseert.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Marnix kwam een jaar z'n straat niet uit” (Donderdag 31 augustus 2017, 20:09), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Bloemetje voor pechvogel Postcode Loterij” (Zondag 3 januari 2016, 16:04), NOS