bureaucratietaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·reau·cra·tie·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bureaucratietaal
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bureaucratietaalv / m

  1. (nodeloos) deftig, formeel, ambtelijk jargon dat door het (gewone) publiek niet of slecht begrepen wordt
     Hij had er bovendien zelf plezier in om deze Koerd-Affe een bijna onbegrijpelijke bureaucratietaal te horen spreken terwijl hij tegelijkertijd een soort krachtige mannelijkheid probeerde uit te stralen.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149