bun

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bun
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bun bunnen
verkleinwoord bunnetje bunnetjes

Zelfstandig naamwoord

de bunv / m [4]

  1. (visserij) een met water gevuld compartiment (in een schip), dat via vele kleine openingen rechtstreeks in verbinding staat met het buitenwater waarin vis levend bewaard kan worden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Surinaams

Bijvoeglijk naamwoord

bun

  1. goed