broodmand
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brood·mand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broodmand | broodmanden |
verkleinwoord | broodmandje | broodmandjes |
Zelfstandig naamwoord
- een grote rietenmand die men gebruikt bij het bezorgen van brood
- De onteigeningen droegen ertoe bij dat Zimbabwe van de ‘broodmand’ van Afrika veranderde in een hongerend land. Volgens de Verenigde Naties zijn 7 miljoen van de 12 miljoen Zimbabweanen nu aangewezen op buitenlandse voedselhulp.[2]
- klein open mandje voor op tafel waarin men brood kan presenteren
- De man met het windjack, eind veertig, vroeg om drie flessen rode wijn. Toen begon hij de slinger geconcentreerd om de flessen te bewegen. Na een paar seconden van intense concentratie koos hij de linkerfles uit. Daarna bewoog hij de slinger boven zijn bord, zijn bestek, zijn servet en zelfs de broodmand.[3]
Synoniemen
- [1] bakkersmand
- [2] broodkorf
Gangbaarheid
- Het woord broodmand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broodmand" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Mark Schenkel 25 februari 2009
- ↑ NRC Arnon Grunberg 15 augustus 2003
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be