bouwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouwt

Werkwoord

vervoeging van
bouwen

bouwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bouwen
    • Jij bouwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bouwen
    • Hij bouwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bouwen
    • Bouwt!