boordpersoneel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boord·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boord zn en personeel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boordpersoneel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het boordpersoneel o
- personeel dat aan boord van een vliegtuig of schip werkt
- ▸ Nederlandse ballonvaarders hopen op steun van de overheid in hun strijd tegen een Europese leeftijdgrens. Door nieuwe regels voor boordpersoneel in de luchtvaart mogen ineens ook ballonvaarders van 65+ geen commerciële vluchten meer maken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord boordpersoneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “"Leeftijdgrens ballonvaart onnodig"” (Maandag 23 juni 2014, 08:52), NOS