boomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boomt

Werkwoord

vervoeging van
bomen

boomt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bomen
    • Jij boomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bomen
    • Hij boomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bomen
    • Boomt! 
  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boomen
    • Jij boomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boomen
    • Hij boomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van boomen
    • Boomt! 

Gangbaarheid