boetegeld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boe·te·geld
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boete zn en geld zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boetegeld | boetegelden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het boetegeld o
- geld ontvangen door het opleggen van een financiële straf
- „In overleg met reizigersorganisaties heb ik besloten om het boetegeld rechtstreeks ten goede te laten komen aan de hsl-reiziger zelf”, aldus Dijksma in een interview met De Telegraaf.[1]
- geldelijke vergoeding om een financieel verlies te compenseren
- Om die gemiste inkomsten te compenseren, betaal je boeterente. De manier waarop die boete in rekening wordt gebracht, verschilt echter. Bij rentemiddeling wordt het boetegeld verspreid over de nieuw te kiezen rentevaste periode.[2]
Gangbaarheid
- Het woord boetegeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boetegeld" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf A. Bakker 8 juli 2017
- ↑ de Telegraaf P. Boon 3 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %