binnenvluchten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·vluch·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

binnenvluchten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenvluchten
vluchtte binnen
binnengevlucht
zwak -t volledig
  1. snel naar binnen gaan om iets dat buiten is te ontwijken
     Ik wilde als een bang vogeltje dat de vrije wereld niet aankan de kooi binnenvluchten.[1]
     Meer dan 710.000 vluchtelingen zijn de eerste negen maanden van dit jaar de EU binnengevlucht. Dat heeft het het EU-agentschap voor grensbewaking Frontex dinsdag verklaard. Vorig jaar kwamen in totaal 282.000 migranten de EU binnen.[2]

Zelfstandig naamwoord

de binnenvluchtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord binnenvlucht

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 februari 2022 Weblink bron “Ruim 700.000 migranten naar EU” (13 oktober 2015), Reformatorisch Dagblad