binnenvaartschipper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·vaart·schip·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenvaartschipper binnenvaartschippers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de binnenvaartschipperm

  1. (beroep) (scheepvaart) iemand die voor zijn beroep vaart op schip dat niet op zee vaart
     Twintig jaar geleden maakte binnenvaartschipper Jan Veldman een soortgelijk incident mee. In de rijst uit Guyana die zijn schip aan boord had zaten nog fosfinetabletten, waardoor een te hoge concentratie van de giftige stof ontstond.[1]
     Twintig jaar geleden maakte binnenvaartschipper Jan Veldman een soortgelijk incident mee. In de rijst uit Guyana die zijn schip aan boord had zaten nog fosfinetabletten, waardoor een te hoge concentratie van de giftige stof ontstond.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 juni 2022 Weblink bron “IJs geeft boekje gedoemde poolexpeditie prijs” (07-12-2019), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 juni 2022 Weblink bron “Schippersechtpaar op intensive care door giftig gas in lading” (07-12-2019), NOS