bingoavond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·go·avond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bingoavond bingoavonden
verkleinwoord bingoavondje bingoavondjes

Zelfstandig naamwoord

de bingoavondm

  1. een bijeenkomst in de avonduren waarin men het kansspel bingo speelt
     Nog niks te doen deze zaterdag en ben je de pubquizzen zat? Probeer eens een bingo! Eigenaar Willem van Munster van de cafés Good Fellows en Good Old Fellows aan de Willemstraat houdt zaterdag namelijk een digitale bingoavond. “Zo hebben we de mensen toch nog een beetje binnen.”[1]
     Ik heb er werkelijk van alles aan gedaan om bij de finale aanwezig te kunnen zijn. Ineens kwam de mededeling dat er een bingoavond zou worden georganiseerd, met als hoofdprijs twee kaartjes voor Feyenoord-Celtic.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 augustus 2022 Weblink bron
    Bjorn Weinreder
    “Luchtig nieuws in coronatijd: bijzondere lintjesregen in Twente en vaantjesjacht in Berghuizen” (24-04-2020), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 augustus 2022 Weblink bron “Lezersreacties: ‘Gejuich uit de verloskamer’ en ‘Jaloerse Amsterdammers’” (06-05-2020), Tubantia