bijziendheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·ziend·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijziendheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bijziendheidv

  1. (medisch) een afwijking in de brandpuntsafstand van het oog waardoor alles op grotere afstand wazig gezien wordt
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be