bezoedelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zoe·delt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezoedelen |
bezoedelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezoedelen
- Jij bezoedelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezoedelen
- Hij bezoedelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezoedelen
- Bezoedelt!