bevuilt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vuilt

Werkwoord

vervoeging van
bevuilen

bevuilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevuilen
    • Jij bevuilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevuilen
    • Hij bevuilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevuilen
    • Bevuilt!