bevrijdt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vrijdt

Werkwoord

vervoeging van
bevrijden

bevrijdt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevrijden
    • Jij bevrijdt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevrijden
    • Hij bevrijdt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevrijden
    • Bevrijdt!