bevredigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vre·digt

Werkwoord

vervoeging van
bevredigen

bevredigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevredigen
    • Jij bevredigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevredigen
    • Hij bevredigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevredigen
    • Bevredigt!