bevolkingskrimp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vol·kings·krimp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolkingskrimp -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bevolkingskrimpm

  1. (demografie) vermindering van het aantal inwoners
     In Flevoland groeide het aantal inwoners vorig jaar verhoudingsgewijs het sterkst, terwijl gemeenten in Zuid-Limburg, de Achterhoek en Zeeland door de relatief vergrijsde bevolking te maken hadden met bevolkingskrimp.[1]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 januari 2022 Weblink bron
    Noor Zwolsman
    “Nederland kreeg er vorig jaar zo’n 118.000 inwoners bij” (4 januari 2022) op nrc.nl op Wikipedia