betreedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·treedt

Werkwoord

vervoeging van
betreden

betreedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreden
    • Jij betreedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreden
    • Hij betreedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van betreden
    • Betreedt!