betaalt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·taalt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betalen |
betaalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betalen
- Jij betaalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betalen
- Hij betaalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van betalen
- Betaalt!
- ▸ De mensen zijn er enorm enthousiast over, wat niet meer dan logisch is. Je betaalt een bepaald bedrag en daarmee is de kous dus af.[1]