bekrachtigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·krach·tigt

Werkwoord

vervoeging van
bekrachtigen

bekrachtigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekrachtigen
    • Jij bekrachtigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekrachtigen
    • Hij bekrachtigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekrachtigen
    • Bekrachtigt!