beangstigend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ang·sti·gend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beangstigend | beangstigender | beangstigendst |
verbogen | beangstigende | beangstigendere | beangstigendste |
partitief | beangstigends | beangstigenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beangstigend
- vrees inboezemend
- De schuldencrisis werd door velen als een beangstigende zaak ervaren en dat deed het vertrouwen op de markten allerminst versterken.
- ▸ Als lezer zult u zich nu ongetwijfeld afvragen hoe deze misstanden in onze moderne maatschappij in ’s hemelsnaam mogelijk zijn. Het antwoord hierop is zowel simpel als beangstigend: geld.[1]
Werkwoord
vervoeging van: | beangstigen |
verbogen vorm: | beangstigende |
beangstigend
Gangbaarheid
- Het woord beangstigend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beangstigend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be