bandstoten

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • band·sto·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bandstoten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bandstoten


onvolledig
  1. (sport) een spelsoort bij biljarten waarbij men één of meer banden moet raken met de speelbal voordat de derde bal wordt geraakt
     In de finale van het NK vijfkamp tegen Dave Christiani was het bandstoten, de vierde van vijf partijen, beslissend. Met een overwinning had Christiani nog een barrage kunnen afdwingen, maar hij wist door de spanning een 98-48 voorsprong niet te verzilveren. De Bruijn won met één carambole verschil: 125-124.[2]
     Van der Smissen vervulde de functie al sinds 1998.De bond heeft de voormalige Europees kampioen bandstoten nu een vervangende baan aangeboden.[3]

Zelfstandig naamwoord

de bandstotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bandstoot

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Vijfkamp: goud Jean-Paul de Bruijn” (Zondag 23 januari 2011, 23:59), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Van der Smissen bondscoach af” (Woensdag 7 april 2010, 15:40), NOS