bandenspoor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bandenspoor
Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·den·spoor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bandenspoor bandensporen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bandenspooro

  1. de afdruk van rijdende banden op de ondergrond
    • Een paar meter verderop, in de grasstrook tussen ventweg en autoweg, is een ander bandenspoor zichtbaar. „Van het ongeluk waarbij die vijf gewonden vielen”, aldus Van der Meulen. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Karin de Mik 14 december 2016