banbliksem
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: banbliksem (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ban·blik·sem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | banbliksem | banbliksems |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de banbliksem m
- (religie) kerkelijke banvloek
- (figuurlijk) vernietigende afwijzing en buitensluiting
- ▸ Von Plauens hoopt dat hij niet door een banbliksem uit het Nederlandse Koninklijk Huis wordt getroffen, zei hij.[2]
- ▸ Als we de banbliksems van de industrie en Fost Plus over ons heen krijgen, is dat maar zo.’ De intercommunale wil de telling jaarlijks herhalen.[3]
- ▸ Maar er zijn natuurlijk ook veel Polen die, zoals president Lech Kaczynski of zijn tweelingbroer Jaroslaw, de premier, menen dat het zeventien jaar na de val van het communisme hoog tijd is om eindelijk af te rekenen met het communistische verleden. Dat heeft de europarlementariërs deze week evenwel niet belet om hun banbliksem te slingeren naar de Poolse machtshebbers.[4]
Synoniemen
- [1] banvloek
Gangbaarheid
- Het woord banbliksem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "banbliksem" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bernhard liet buitenechtelijke dochters kennismaken op boot” (21-09-2005), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Tom Ysebaert“Zwerfvuil puilt uit van plastic en blik” (24/05/2018), De Standaard
- ↑ Weblink bron Jan Hunin27 april 2007,“Polen verdienen geen banbliksem uit Europa” (27 april 2007), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 22 %
- Prevalentie Vlaanderen 56 %