balkleed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balkleed balkleden
verkleinwoord balkleedje balkleedjes

Zelfstandig naamwoord

het balkleedo

  1. een jurk die vrouwen dragen op een bal
    • De rotor van dit automatische horloge bestaat uit pluimen en diamanten, die draaiend de beweging van een balkleed tijdens de dans oproepen. [2] 
    • Daar ligt je balkleed voor morgen; er is nog veel aan te doen.’ [3] 

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 11 OKTOBER 2014 Licht en fijn
  3. De Huisvriend. Jaargang 1895 ‘Bezorgd.’ Door Klaas Zehren.
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be