babbelachtig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  babbelachtig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bab·bel·ach·tig

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van babbelen met het achtervoegsel -achtig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	babbelachtig	babbelachtiger	babbelachtigst
verbogen	babbelachtige	babbelachtigere	babbelachtigste
partitief	babbelachtigs	babbelachtigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

babbelachtig

1. geneigd zijn tot babbelen

   • De babbelachtig vrouwen hielden veel van kletsen. 

Gangbaarheid

• Het woord babbelachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.