baatte uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baat·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbaten

baatte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitbaten
    • Ik baatte uit. 
    • Jij baatte uit. 
    • Hij, zij, het baatte uit. 


Gangbaarheid