autoluw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·luw
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen autoluw autoluwer autoluwst
verbogen autoluwe autoluwere autoluwste
partitief autoluws autoluwers -

Bijvoeglijk naamwoord

autoluw

  1. (verkeer) met relatief weinig auto's
    • Omdat ze de straat niet helemaal autovrij konden maken, is die nu autoluw geworden. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be