alarmerend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • alar·me·rend

Werkwoord

vervoeging van: alarmeren
verbogen vorm: alarmerende

alarmerend

  1. onvoltooid deelwoord van alarmeren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen alarmerend alarmerender alarmerendst
verbogen alarmerende alarmerendere alarmerendste
partitief alarmerends alarmerenders -

Bijvoeglijk naamwoord

alarmerend

  1. van iets dat het angst veroorzaakt
    • Door de slechte resultaten waren de Noorderlingen een heuse degradatiekandidaat en in de winterstop stond de club op een alarmerende vijftiende plek in de eredivisie. [1] 
    • Volgens het Amerikaanse ministerie van Justitie is er een ,,alarmerende toename’’ van Amerikaanse spionnen die hun land verraden aan China. [2] 
     Vanwege het alarmerende telefoontje had hij een feestje moeten verlaten.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen