aardappelprijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aard·ap·pel·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardappelprijs aardappelprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aardappelprijsm

  1. (voeding) (handel) geld dat men moet betalen voor aardappelen, geld dat de verkoper ontvangt voor aardappelen
     Een mindere oogst, dus minder aanbod, betekent meestal een hogere prijs voor de groente en fruit. De aardappelprijs is op de aardappeltermijnmarkt in korte tijd gestegen van net onder de 20 euro in mei naar 30 euro nu voor 100 kilo fritesaardappelen.[1]
     Hij benadrukt dat het probleem niet alleen in de gasprijzen zit: ,,Wij gebruiken redelijk grote ovens, waardoor de kosten natuurlijk hoog liggen. Hoe hoog precies weet ik nu nog niet. Ook de friet, frituurolie, de kartonnen rietjes en bakjes, alles is duurder geworden. Voor mijn gevoel is vooral de aardappelprijs flink gestegen. Logisch, de boeren moeten de benzineprijs ook doorrekenen. Al met al gaat het om een prijsstijging tussen de 15 en 25 procent. Ik moet dat wel doorrekenen aan de klant, anders is het niet meer rendabel. Ik maak me er best veel zorgen over, want niemand gaat vijf euro voor een frietje betalen.”[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Miljoenenschade dreigt voor boeren, groente en fruit mogelijk duurder” (27 juli 2018, 16:36), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron
    Lizenka van Essen
    “Ook het wekelijkse frietje moet er aan geloven: ‘Alles wordt duurder’” (08-03-2022), Tubantia