aankunne
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kun·ne
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankunnen |
aankunne
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aankunnen
- ... dat men aankunne.
vervoeging van |
---|
aankunnen |
aankunne