aankoopdatum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·koop·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankoopdatum aankoopdata
aankoopdatums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aankoopdatumm

  1. dag dat men iets heeft gekocht
     De krant The Sun heeft een afbeelding van het verwassen briefje in handen gekregen. Daarop waren de winnende cijfers nog wel te zien (26, 27, 46, 47, 52, 58), maar de aankoopdatum niet meer.[1]
     Met unaniem aangenomen moties hebben de Provinciale Staten gisteren bepaald dat de aankoopdatum van de woning niet meer bepalend is om voor de regeling in aanmerking te komen. Ook schade die mogelijk voor 2011 is veroorzaakt, kan worden vergoed.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron “Britse oma kan fluiten naar miljoenenprijs” (28-01-2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron
    Wilco Louwes
    “Iets meer zekerheid voor gedupeerden kanaaldrama: schaderegeling wordt uitgebreid” (28-10-2020), Tubantia