aankoopbelasting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·koop·be·las·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankoopbelasting aankoopbelastingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aankoopbelastingv

  1. (economie) heffing die men moet betalen bij de aanschaf van een product
     De assurantiebelasting steeg in januari van 9,7 procent naar 21,0 procent. Ook werden de aankoopbelasting op nieuwe auto's en energiebelasting hoger.[1]
     Wat waarschijnlijk meespeelt bij de tendens om nog snel dieselbusjes te kopen, is de afschaffing van de vrijstelling van bpm voor ondernemers in 2025. In lekentaal: tot dan is het gunstig om een (diesel)busje te kopen, want daarna moeten ondernemers net als particulieren aankoopbelasting (bpm) betalen. Vanaf dan wordt deze belasting ook gekoppeld aan de hoeveelheid CO2 die een voertuig uitstoot.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Hoogste inflatie in vier jaar” (Woensdag 13 februari 2013, 08:43), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “'Dieselbusjes-run verwacht in aanloop naar uitstootloze binnensteden'” (Vrijdag 13 oktober, 2023), NOS