Tim
Niet te verwarren met: tim |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Tim (hulp, bestand)
- IPA: / tɪm / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /tɪm/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /tɪm/
Woordafbreking
- Tim
Woordherkomst en -opbouw
- Verkorting van Timotheus.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Tim | - |
verkleinwoord | Timmetje | - |
Eigennaam
Tim m
- (mannelijke naam) een jongensnaam
- Tim ging meestal met de motor naar zijn werk.
- ▸ Langzaam nam hij zijn skibril af, keek me rustig aan, draaide het gastenboek naar zich toe en riep met een luide stem door het kleine café: ‘Tim Van Gogh.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers