zweerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweer·de

Werkwoord

vervoeging van
zweren

zweerde

  1. enkelvoud verleden tijd van zweren
    • Ik zweerde. 
    • Jij zweerde. 
    • Hij, zij, het zweerde. 
Opmerkingen