zwartrijdt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwart·rijdt

Werkwoord

vervoeging van
zwartrijden

zwartrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartrijden
    • ... dat jij zwartrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartrijden
    • ... dat hij zwartrijdt.