zwartreed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwartreed (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzwɑrtret / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzʋɑrt.ret/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɑrt.ret/
- (Limburg): /ˈzwɑrt.red/
Woordafbreking
- zwart·reed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwartrijden |
zwartreed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van zwartrijden
- ... dat ik zwartreed.
- ... dat jij zwartreed.
- ... dat hij, zij, het zwartreed.
- ... dat ik zwartreed.