zwangert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwan·gert

Werkwoord

vervoeging van
zwangeren

zwangert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwangeren
    • Jij zwangert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwangeren
    • Hij zwangert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwangeren
    • Zwangert! 

Gangbaarheid