zusje
Uiterlijk
- zus·je
het zusje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zus: een kleine zus, een jongere zus
- ▸ Ze reageerde altijd verontwaardigd ‘Waarom ik altijd? Mijn zusje kan ook ontsporen hoor!’ Maar zolang alles goed en gezond bleef aan beide kanten van de oceaan kon ik met een gerust hart doorlopen.[1]
- ▸ Dertig jaar eerder moeten mijn ouders ook zo achterom hebben gekeken, naar mij en mijn zusje, op een snelweg richting het zuiden, terwijl het buiten langzaam licht werd.[2]
- ▸ Na een korte stilte voegde hij eraan toe: 'Ik maak me zorgen om mijn zusje.[3]
- Het woord zusje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Lynn Berger“De tweede: over het zijn en krijgen van een tweede kind” (2021), De Correspondent, ISBN 9789082821697
- ↑ Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704