zooitje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zooi·tje
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(grote, ongeregelde) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
Zelfstandig naamwoord
zooitje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zooi
- ▸ Ik raapte het hele zooitje weer op en deed een volgende poging.[2]
Gangbaarheid
- Het woord zooitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zooitje" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "zooitje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be