zantte
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zant·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zanten |
zantte
- enkelvoud verleden tijd van zanten
- Ik zantte.
- Jij zantte.
- Hij, zij, het zantte.
- Ik zantte.