Naar inhoud springen

zaaiden uit

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 21 jan 2018 om 21:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *zaai·den uit {{-etym-}} *{{vorm-scheidbaa...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • zaai·den uit
vervoeging van
uitzaaien

zaaiden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitzaaien
    • Wij zaaiden uit. 
    • Jullie zaaiden uit. 
    • Zij zaaiden uit.