woekert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woe·kert

Werkwoord

vervoeging van
woekeren

woekert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van woekeren
    • Jij woekert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van woekeren
    • Hij woekert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van woekeren
    • Woekert!