Naar inhoud springen

wierp

Uit WikiWoordenboek
  • wierp
vervoeging van
werpen

wierp

  1. enkelvoud verleden tijd van werpen
    • Ik wierp. 
    • Jij wierp. 
    • Hij, zij, het wierp. 
     Gespannen zette ik mijn tent op: om mezelf af te leiden en dieren af te schrikken begon ik hard te fluiten en ik wierp af en toe een blik op de brede vallei onder me.[1]
     In 1198 - dus op tweeënvijftigjarige leeftijd - wierp koning Richard Leeuwenhart hem voor de voeten dat hij zich tijdens een toernooi niet gedroeg als de getrouwde man en vooraanstaand edelman die hij was, maar als de eerste de beste bachelier die zijn prijs nog moest behalen.[2]
94 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Onno van Nijf
    “Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep op Wikipedia, ISBN 9789025312275
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be