Naar inhoud springen

wierp

Uit WikiWoordenboek
  • wierp
vervoeging van
werpen

wierp

  1. enkelvoud verleden tijd van werpen
    • Ik wierp. 
    • Jij wierp. 
    • Hij, zij, het wierp. 
     Gespannen zette ik mijn tent op: om mezelf af te leiden en dieren af te schrikken begon ik hard te fluiten en ik wierp af en toe een blik op de brede vallei onder me.[1]
94 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be