wielrenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wiel·ren·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wielrennen

wielrenden

  1. meervoud verleden tijd van wielrennen
    • Wij wielrenden. 
    • Jullie wielrenden. 
    • Zij wielrenden. 
    • Blijvende bij de AVRO, keek ik vervolgens naar de internationale ontmoeting van sportsterren in andere takken van sport dan hun specialiteit. Wat vooral opviel, was dat zij blijkbaar buiten hun specialiteit ook meteen als non-specialisten opereren. Ze liepen, ze roeiden en ze wielrenden om het hardst, maar zelfs voor een lekenoog duidelijk anders, dan echte hardlopers, echte roeiers en echte wielrenners. [1]
    • Na de pauze wilden met alle geweld alle mensen gehypnotiseerd worden! Ze dansten en wielrenden als gekken, en de zaal lachte zich slap en de gehypnotiseerden keken bij 't ontwaken rond, als hadden ze een tik gekregen.... [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jungman
    "'Standaard' bijgeleverd" in: Het Parool jrg. 35 nr. 9439 (21 oktober 1975)
    ; p. 2 kol. 6 (7); geraadpleegd 2018-08-30
  2. "Van paarse griezeligheid ...en vingeroogjes" in: De Waarheid (12 december 1946); p. 2 kol. 4; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2018-08-30