wette
Uiterlijk
- wet·te
vervoeging van |
---|
wetten |
wette
- enkelvoud verleden tijd van wetten
- Ik wette.
- Jij wette.
- Hij, zij, het wette.
- Ik wette.
- aanvoegende wijs van wetten
- Het woord wette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.