wegmieter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·mie·ter
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

wegmieter

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • ... dat ik wegmieter. 
    • Marlon vindt het ook maar merkwaardig dat ik twee dagen aan een gerecht kan werken en het vlak voor het uitserveren wegmieter. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen