waterfietste
Uiterlijk
- wa·ter·fiets·te
vervoeging van |
---|
waterfietsen |
waterfietste
- enkelvoud verleden tijd van waterfietsen
- Ik waterfietste.
- Jij waterfietste.
- Hij, zij, het waterfietste.
- Ik waterfietste.
- Het woord waterfietste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.