waterfietste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·fiets·te

Werkwoord

vervoeging van
waterfietsen

waterfietste

  1. enkelvoud verleden tijd van waterfietsen
    • Ik waterfietste. 
    • Jij waterfietste. 
    • Hij, zij, het waterfietste.